Gedichtenpad onderbouw
Route:
1. De klas
Gedicht:
Elke dag hetzelfde.
Elke dag met vrienden staan praten.
Elke dag hoor ik de bel.
Nu moet ik enkele vrienden tijdelijk laten.
Elke dag kom ik de klas binnen.
Elke dag een beetje meer moed.
Elke dag op dezelfde stoel zitten.
Elke dag voor iedereen een groet.
Elke dag eerst kijken naar jou.
Elke dag dezelfde pennenzak nemen.
Elke dag interessante lessen krijgen.
Elke dag lessen hernemen.
Elke dag een beetje meer plezier.
Elke dag een glimlach heen mijn mond.
Elke dag met iemand staan lachen.
Elke dag komt mijn dag wel rond.
Elke dag mijn vrienden gaan zoeken.
Elke dag op de speelplaats staan.
Elke dag een babbeltje maken.
Elke dag is de speeltijd snel gedaan.
Elke dag in de refter eten.
Elke dag lekker eten bij.
Elke dag op dezelfde plaats.
Elke dag kijk je dan naar mij.
Elke dag op mijn zus staan wachten.
Elke dag roep ik een beetje luid.
Elke dag vertel ik hoe mijn dag was.
Elke dag gaat de school snel uit.
Opdracht:
We gaan werken met de herhaling, zoals in het gedicht ook telkens iets herhaalt wordt.
De leerlingen kiezen vier acties die ze in de klas doen (schrijven, zitten, stoel op de bank, schrift pakken,...) Nadien maken ze met deze acties een reeks van zes bewegingen, waarbij dus twee gekozen acties twee keer gedaan worden. Nadien gaan we over naar acht bewegingen en elke actie wordt dus een keer herhaald. Nadien maken ze iets van negen bewegingen. De rest van de klas kijkt en raad welke actie er drie keer gedaan wordt.
2. De speelplaats
Gedicht:
Elk jaar rond deze tijd
gebeurt het weer:
de speelplaats kreunt zachtjes
‘Hoe lang nog?’
en zucht tegen de muren
‘Waar blijven ze toch?’
gebeurt het weer:
de speelplaats kreunt zachtjes
‘Hoe lang nog?’
en zucht tegen de muren
‘Waar blijven ze toch?’
Ze voelt zich leeg en verlaten,
mist het spelen en het praten,
het kwebbelen en het kriebelen,
het shotten en het wiebelen.
mist het spelen en het praten,
het kwebbelen en het kriebelen,
het shotten en het wiebelen.
En in de verte,
als je goed luistert,
hoor je ook al een juf die zucht.
Of een meester op de dool,
een meester die fluistert:
‘Mag ik weer naar school?
Alstublieft?’
als je goed luistert,
hoor je ook al een juf die zucht.
Of een meester op de dool,
een meester die fluistert:
‘Mag ik weer naar school?
Alstublieft?’
Opdracht:
De leerlingen gaan geluiden maken op de speelplaats. We laten ze tokkelen op verschillende objecten op de speelplaats. Stampen op de stenen, op het gras, in het zand. Geluiden maken door de "speelbuis", hoe klinkt dit? Zoek nu iets waarop je een luid geluid kan maken, heel stil, een leuk geluid,...
3. De kapel
Gedicht:
Bidden is veel meer dan knielen
En je handen vouwen voor gebed
Bidden is niet enkel je ogen sluiten
Je hart wordt voor God opengezet.
Bidden is langs donkere wegen
Zoeken naar een brandend licht
Bidden is met God te praten
Waardoor je hart weer wordt verlicht.
Opdracht:
Bidden doen we onder andere met onze handen. De leerlingen krijgen een blad, hierop omtrekken ze hun hand. Terwijl het gedicht nogmaals wordt voorgelezen tekenen ze in hun hand tekenen wat ze wensen, wat ze graag willen, waar ze voor zouden bidden. Ze doen dit enkel met een grijs potlood. Ze krijgen dan ook nog een rood potlood om het verlichtend hart ergens in hun hand te tekenen waar ze willen.
4. De bakker
Gedicht:
Alle dagen van de week
bak ik brood en koek en cake.
bergen en bergen slagroomsoezen
hoge torens van tompoezen
pepernootjes
worstenbroodjes
appel-abrikozenvlaai
grote zakken vol taai-taai
alle dagen van de week
bak ik brood en koek en cake
maar op zondag neem ik vrij
dan bakt mama taart voor mij.
Opdracht:
De leerlingen gaan per twee een kleine dialoog maken over een klant die bij de bakker komt en wat hij wilt is er niet meer. Het dialoogje mag max. één minuut duren en de klant moet uiteindelijk wel iets kopen. Hoe en wat ze kopen mogen ze zelf beslissen. De andere leerlingen vertellen nadien wat de klant wou kopen en wat de bakker verkocht heeft.
5. De kerk
Gedicht:
een kerkklok ver weg
slaat de tijd ook op dit uur
hoor alleen ik hem?
Opdracht:
We leggen de focus op de opbouw van het gedicht. Dit is namelijk een haiku. De leerkracht vertelt hoe dit werkt. De leerlingen mogen nu op een blaadje papier zelf een haiku maken. Het derde leerjaar kan dit al met 5-7-5 lettergrepen. Voor het eerste en tweede leerjaar kan je kiezen om voor 5-7-5 woorden te gaan. Nadien mogen de leerlingen die dit willen hun haiku voorstellen aan de rest.
6. Het grenspunt
Gedicht:
Een streep
Ik trok een streep;
tot hier,
nooit ga ik verder dan hier.
Toen ik verder ging
trok ik een nieuwe streep,
en nog een streep.
De zon scheen
en overal zag ik mensen,
haastig en ernstig,
en iedereen trok een streep
iedereen ging verder.
tot hier,
nooit ga ik verder dan hier.
Toen ik verder ging
trok ik een nieuwe streep,
en nog een streep.
De zon scheen
en overal zag ik mensen,
haastig en ernstig,
en iedereen trok een streep
iedereen ging verder.
We werken met de grens als streep. De leerlingen staan per twee en zetten zich elk aan één kant van de lijn (de grens). We gaan door middel van deze lijn mime/spiegel spelen, de leerlingen mogen elkaar niet aanraken en spiegelen elkaar. Eerst doet de ene leerling voor, dan de andere. Ze proberen hierbij veel gebruik te maken van grote bewegingen.
7. Het rondpunt
Gedicht:
Ik sta midden op de rotonde,
met mijn ogen voorgoed gesloten.
Mijn gezicht loopt over van regen,
net als de overvolle goten.
De richtingspijlen houden niet op,
de cirkels blijven maar ronddraaien.
Ik word er gewoon duizelig van,
en laat de wind door mijn lijf waaien.
Opdracht:
De leerlingen zetten zich in een ronde. We spelen verschillende ronde-spelletjes waarbij ze zich moeten inleven: De woesj (gooien van wind naar iemand anders), De doos (leerlingen geven een fictieve doos door, je haalt er iets uit en benoemt het, de volgende mogen dit er niet meer uithalen), Zin doorgeven (een zin gaat de kring rond, de laatste vertelt wat hij te horen krijgt, is dit hetzelfde als de beginzin?),...
8. De schoolpoort naar de speelplaats.
Gedicht:
Je handje in mijn handje
verborgen voor de koude.
We wandelen naar het poortje
een beetje ingehouden.
We stoppen bij het hekje
en je kijkt me vragend aan.
Wie komt je strakjes halen?
Wanneer is de school gedaan?
Een lief woordje en een kusje
en dan laat ik je gaan.
Soms een afscheid met een lachje,
soms een afscheid met een traan.
Opdracht:
Op de speelplaats zie je veel verschillende soorten kinderen en leerkrachten. De voetballers, degene die tikkertje spelen, degene die rustig wat wandelen, de leerkracht die roept,...
Iedereen voor de poort staan. We wandelen telkens door de poort. Hierbij zegt de leerkracht een type van kind of leraar dat ze gaan spelen. Als ze door de poort zijn veranderen ze in dit soort leerling/leerkracht. Zo leven we ons in in verschillende karakters. Van zodra de leerkracht stop zegt wandelen ze terug naar buiten en gaan we aan de slag met een volgend karakter.
Reacties
Een reactie posten